je ouders

print

 

Vertel je ouders wat je bezig houdt. Dan kunnen ze rekening houden met wat je zegt. Als je spreekt dan tel je mee. Zeg dat je verdrietig bent of kwaad. En waar dat mee te maken heeft. Je kan zeggen: 'Het doet mij verdriet dat jullie tegen elkaar roepen. Ik kan er niet van slapen'. Soms durf je niet zeggen dat je droevig bent omdat je ouders opgelucht zijn omdat zij niet meer samenwonen. Zeg het toch maar. En kijk wat ze ermee doen.

 

Het kan echt lastig zijn om in twee huizen te wonen. Je zit met twee aparte huizen met twee aparte verhalen. Zouden je ouders dat snappen? Zeg: 'Ik kan niet altijd wat ik in het ene huis meemaak, meenemen naar het andere huis. Dat vind ik spijtig.'

 

Als ouders apart gaan wonen zijn ze meestal heel druk bezig. Ze moeten een hoop dingen regelen. Het lijkt soms alsof ze voor jou geen tijd hebben. Kijk naar je ouders. Wanneer zijn ze rustig? Wanneer hebben ze wat tijd? In de auto is dikwijls een goede plek om een gesprek te beginnen. Niet altijd, bijvoorbeeld niet als je gehaast onderweg bent naar school.

 

Je ma of pa zal soms goed luisteren en goed door hebben wat je zegt. Soms niet.

Als je merkt dat ma of pa niet luistert, zeg: 'Ma of pa, je luistert niet. Ik wil iets zeggen.' Als je ma of pa aarzelt of geen tijd heeft, probeer de volgende dag nog eens uit te leggen wat je ongerust maakt.